X vraagt op 4 januari 2018 bij de Belastingdienst/Toeslagen kinderopvangtoeslag aan voor de maanden februari t/m december 2017. De Belastingdienst willigt dit verzoek in vanaf oktober 2017. Voor de maanden februari t/m september 2017 wijst de Belastingdienst het verzoek af in verband met de driemaandstermijn van art. 1.3 lid 2 aanhef en onder b, Wko.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ziet geen ruimte om de aanvraagtermijn voor de kinderopvangtoeslag te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel als die termijn onredelijk uitpakt. De afdeling stelt voorop dat het toetsingsverbod van art. 120 Grondwet de rechter bij de ‘huidige stand van de rechtsontwikkeling’ verbiedt om de aanvraagtermijn (neergelegd in een wet in formele zin) te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel. De rechter heeft wel de mogelijkheid om te beoordelen of toepassing van de wet in een individueel geval achterwege moet blijven omdat die toepassing anders in strijd zou komen met hetzelfde evenredigheidsbeginsel. Deze zogeheten contra-legemtoepassing van het evenredigheidsbeginsel is echter alleen mogelijk als er bijzondere omstandigheden zijn die de wetgever bij het vaststellen van de wet niet heeft verdisconteerd. De afdeling is van oordeel dat dit hier niet aan de orde is. De essentie van de aanvraagtermijn is immers dat betrokkenen die te laat aanvragen hun rechten verspelen en deze essentie kan de wetgever niet zijn ontgaan. Van een niet door de wetgever verdisconteerde bijzondere omstandigheid is derhalve geen sprake.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 3:4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Editie: 6 maart