Belanghebbende, X, en Y zijn in algehele gemeenschap gehuwd. In 1999 wijzigen zij hun huwelijksgoederenregime in huwelijkse voorwaarden, waarbij elke gemeenschap is uitgesloten. Y laat enkele belastingschulden onbetaald, waarna de ontvanger X aansprakelijk stelt. Rechtbank Breda verklaart het beroep van X tegen de aansprakelijkstelling gegrond. Hof 's-Hertogenbosch vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verwijst de zaak terug naar de rechtbank. X gaat in cassatie tegen de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelt in zijn arrest van 26 februari 2010, nr. 09/01148 (V-N 2010/12.27) dat er geen sprake is van een verknochte schuld alleen omdat er sprake is van een belastingschuld van de echtgenoot. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in tweede instantie dat er geen sprake is van een verknochte schuld.
De Hoge Raad oordeelt dat X haar stelling omtrent de verknochtheid had mogen onderbouwen met nieuwe argumenten. Het hof heeft dit miskend. Toch leidt dit volgens de Hoge Raad niet tot cassatie. De Hoge Raad wijst er hierbij op dat de inkomsten waar de aansprakelijkheid op ziet, voortvloeien uit aandelen in vennootschappen die behoorden tot de indertijd bestaande gemeenschap van goederen van X en Y. Er kan volgens de Hoge Raad dan ook geen sprake zijn van verknochtheid van de belastingschulden van Y. Het beroep in cassatie is ongegrond.
Wetsartikelen: