Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur de brief terecht als een verzoek om ambtshalve herziening heeft aangemerkt. Dat de aanslagbiljetten pas vlak vóór 13 februari 2020 zijn verzonden en ontvangen, is volstrekt ongeloofwaardig. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Bij brief van 13 februari 2020 deelt X de inspecteur mee dat hij het niet eens is met de gang van zaken met betrekking tot de aanslagen IB/PVV 2013 en 2014. De inspecteur merkt de brief aan als een verzoek om ambtshalve herziening en wijst dat verzoek af in verband met overschrijding van de vijfjaarstermijn. In hoger beroep stelt X onder andere dat de aanslagbiljetten pas vlak vóór 13 februari 2020 zijn verzonden en ontvangen.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2023/25.1.3) oordeelt dat de inspecteur X' brief terecht als een verzoek om ambtshalve herziening heeft aangemerkt. Dat de aanslagbiljetten pas vlak vóór 13 februari 2020 zijn verzonden en ontvangen, is volstrekt ongeloofwaardig. X heeft de aanslagbiljetten namelijk al bij de rechtbank overgelegd. Nu geen sprake is van een tijdig ingediend verzoek en ook niet van een verschoonbare termijnoverschrijding, heeft de inspecteur het verzoek terecht afgewezen. Het hof verwerpt ook X' klachten dat het recht op een eerlijke procedure is geschonden en ten onrechte tweemaal griffierecht is geheven. Het hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 45aa
Wet inkomstenbelasting 2001 9.6
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 28 september
Informatiesoort: VN Vandaag