Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X met zijn paardenhouderij op grond van de regelgeving niet in aanmerking komt voor de cultuurgronduitzondering voor de WOZ. Dankzij het gelijkheidsbeginsel heeft X echter toch recht op de uitzondering.

X drijft een paardenhouderij. Zijn bedrijfsvoering is gericht op het fokken, beleren (zadelmak maken) van paarden en het verhuren/verleasen van paarden voor buitenritten.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X met zijn paardenhouderij op grond van de regelgeving niet in aanmerking komt voor de cultuurgronduitzondering voor de WOZ. Het hof komt tot dit oordeel omdat het fokken, africhten, trainen, houden en exploiteren van paarden niet is aan te merken als het in het kader van veehouderij fokken, mesten of houden van dieren in de zin van art. 7:312 BW (HR 26 augustus 1998, nr. 32.598, BNB 1999/47) en er mitsdien niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor de cultuurgronduitzondering. X komt op grond van het gelijkheidsbeginsel echter toch in aanmerking voor de uitzondering. Hij heeft namelijk geloofwaardig verklaard dat in drie van de vijf met hem vergelijkbare gevallen de cultuurgronduitzondering niettemin is toegepast door de gemeente. Het gelijk is aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2-1-a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 1 augustus

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen