De heer X (belanghebbende) is als oprichter/bestuurder betrokken bij diverse stichtingen. De stichtingen zijn onder meer actief in het recyclen van afgedankte apparatuur en het tewerkstellen daarbij van moeilijk plaatsbare werknemers. De inspecteur stelt dat X inkomsten geniet door de werkzaamheden die hij verricht voor deze stichtingen. In geschil zijn diverse IB-navorderingsaanslagen en vergrijpboetes. Rechtbank Haarlem oordeelt op 6 april 2011 dat de inspecteur voor het overgrote deel niet voldoet aan de op hem rustende bewijslast. X gaat op 11 mei 2011 deels in hoger beroep. De inspecteur tekent op 7 december 2011 incidenteel hoger beroep aan door het indienen van het verweerschrift. X stelt dat de inspecteur niet binnen zes weken hoger beroep heeft ingesteld, zodat het incidentele hoger beroep – in ieder geval deels - niet-ontvankelijk zou zijn. Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur door het indienen van zijn verweerschrift alsnog in hoger beroep kan gaan en dat de reikwijdte daarvan niet wordt beperkt door de keuze van X om slechts een deel van de uitspraak aan te vechten. De door X, zijn echtgenote en de kinderen uit de stichtingen genoten voordelen worden als inkomsten uit door X verrichte werkzaamheden aangemerkt. X bepaalde namelijk het beleid van de stichtingen en ook vanwege de sterke verwevenheid tussen de privéuitgaven van X, zijn echtgenote en de kinderen enerzijds en de uitgaven van de stichtingen anderzijds. De 50% boetes zijn passend en geboden. Vanwege het overschrijden van de redelijke termijn worden deze gematigd tot 40%.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 13 september