Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet in aanmerking komt voor een dwangsom wegens niet tijdig beslissen door de inspecteur.

Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een aanslag erfbelasting. X stelt dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de SW 1956 ook moet gelden voor verkrijgingen in de privésfeer. Het bezwaar van X wordt door de inspecteur aangewezen als massaal bezwaar. Nadat de Hoge Raad op 22 november 2013 (V-N 2013/59.21) heeft geoordeeld dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, doet de inspecteur op 4 december 2013 collectief uitspraak voor alle als massaal bezwaar aangewezen bezwaarschriften (V-N 2013/64.17). Per brief van 7 januari 2014 stelt X de inspecteur in gebreke wegens het niet doen van uitspraak op bezwaar.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet in aanmerking komt voor een dwangsom wegens niet tijdig beslissen door de inspecteur. Op 4 december 2013 heeft de inspecteur tijdig collectief uitspraak op bezwaar gedaan voor alle als massaal bezwaar aangewezen bezwaarschriften, waaronder dat van X. Eerst op 14 februari 2014 heeft X de inspecteur verzocht om een individuele uitspraak op bezwaar. Uit de gedingstukken blijkt niet dat X na dit verzoek de inspecteur schriftelijk in gebreke heeft gesteld voor het niet tijdig doen van de individuele uitspraak op bezwaar. De ingebrekestellingen van 7 januari en 14 februari 2014 zijn derhalve prematuur. Immers de inspecteur dient in de gelegenheid te worden gesteld om op het verzoek van X van 14 februari 2014 te reageren.  

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Algemene wet inzake rijksbelastingen 25a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 24 november

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen