X BV neemt in 2009 een pensioenverplichting over van haar dochtermaatschappij A BV. In de koopsom die X BV hiervoor ontvangt zit een bedrag van € 63.833, dat verband houdt met leeftijdscorrecties. In hoger beroep is in geschil of X BV het gedeelte van de koopsom dat verband houdt met de leeftijdsterugstelling, mag passiveren op de balans per 31 december 2009.
Hof Amsterdam oordeelt dat X BV bij de waardering van de pensioenverplichting geen rekening mag houden met een leeftijdsterugstelling. Art. 8 lid 6 Wet Vpb 1969 staat hieraan in de weg. De stelling van X BV dat deze bepaling toepassing mist, verwerpt het hof. Van een onevenwichtige uitkomst is volgens het hof geen sprake. X BV stelt voorts nog dat de wetgever een ongeoorloofd onderscheid maakt, nu het waarderingsvoorschrift niet voor pensioenverzekeraars geldt. Het hof vindt dat er geen sprake is van rechtens gelijke gevallen. Het hof verwerpt het hoger beroep van X BV.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 26 januari