De Raad van State afd. Bestuursrechtspraak oordeelt dat de verzetsgronden tegen de dwangbevelen verder reiken dan de in art, 17 lid 3 Inv. 1990 neergelegde stelling dat de aanslag ten onrechte of te hoog bedrag is vastgesteld. Er is vanwege de versnelde invordering van de voorlopige aanslagen ook sprake van een bijzondere situatie.

Aan de heer X zijn door de ontvanger twee dwangbevelen uitgevaardigd inzake twee voorlopige ib/zvw-aanslagen over 2012. De aanslagen vloeien voort uit een strafrechtelijk onderzoek. Daarbij is het vermoeden gerezen dat X veel geld heeft verdiend met drugshandel. Er is tot directe invordering van de aanslagen overgegaan uit vrees voor verduistering. X vraagt bij de Raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad) een toevoeging aan voor het indienen van een verzetschrift bij de rechtbank (burgerlijke rechter). Dit verzoek wordt afgewezen, omdat de aanvraag om een toevoeging kennelijk van elke grond is ontbloot. Volgens de raad maakt de door X aangevoerde grond, dat hij de gestelde inkomsten niet heeft genoten en de aanslagen dus ten onrechte zijn opgelegd conform art. 17 lid 3 Inv. 1990, geen kans van slagen. Rechtbank Oost-Brabant stelt de raad in het gelijk. X gaat in hoger beroep. De Raad van State afd. Bestuursrechtspraak oordeelt dat de verzetsgronden verder reiken dan de in art, 17 lid 3 Inv. 1990 neergelegde stelling dat de aanslag ten onrechte of te hoog is vastgesteld. Er is vanwege de versnelde invordering ook sprake van een bijzondere situatie. De aanslagen zijn namelijk direct en geheel ingevorderd, dus voordat de belastingschuld in rechte vast stond. Het oordeel van de raad dat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat de gronden in verzet volstrekt ontoereikend waren, is dus onjuist. De burgerlijke rechter mag bij het toetsen van het verzet ook onderzoeken of de Belastingdienst in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, en dus onrechtmatig, heeft gehandeld. Er moet ook worden onderzocht of is voldaan aan de voorwaarden voor versnelde invordering, waarbij alle relevante feiten en omstandigheden betrokken moeten worden. Er is niet gebleken dat de raad hierin voldoende inzicht had. Evenmin is gebleken dat de raad beschikte over informatie uit het strafrechtelijke onderzoek. Het beroep van X is gegrond. De raad moet een nieuw besluit op bezwaar nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 17

Invorderingswet 1990 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Invordering

Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Editie: 26 januari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen