Mevrouw X exploiteert een kapsalon. In 2014 start een boekenonderzoek. Volgens X is haar administratie over 2012 en 2013 door toedoen van haar adviseur zoekgeraakt. In de btw-aangiften over die jaren heeft X bijna alleen teruggaven geclaimd. In geschil zijn de naheffingsaanslagen van in totaal € 23.313, alsmede de 50% vergrijpboetes. Rechtbank Zeeland-West-Brabant vermindert de boetes tot € 1698. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat voor elk kwartaal de vereiste aangifte niet is gedaan. Hoewel de correcties op jaarbasis substantieel zijn, volgt hieruit niet dat in elk kwartaal absoluut en relatief aanzienlijk te weinig btw is voldaan. De bewijslast kan dus niet worden omgekeerd. De naheffing is terecht omdat X niet aannemelijk maakt dat zij recht heeft op een hogere aftrek van voorbelasting. De boetes kunnen alleen betrekking hebben op het handelen of nalaten van X ten tijde van de aangiften en niet op wat zij daarna heeft gedaan of nagelaten. De inspecteur verwijt X dus ten onrechte dat zij te weinig moeite heeft gedaan om haar administratie terug te krijgen. X ontzenuwt niet het vermoeden dat zij met voorwaardelijk opzet btw heeft teruggevraagd zonder dat daaraan werkelijke inkopen ten grondslag lagen. De boetes worden - na 15% matiging wegens het overschrijden van de redelijke termijn - vastgesteld op € 1997.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 28 oktober