Belanghebbende, X, is de vader van een zoon en dochter waarvoor hij in zijn aangifte IB 2008 een aftrek voor kosten van levensonderhoud claimt van (5 kwartalen x € 690 =) € 3450. De inspecteur kent X uiteindelijk een aftrek toe voor de twee kinderen over het laatste kwartaal. X is het daar niet mee eens omdat hij vindt dat hij voor zijn dochter over heel 2008 recht heeft op aftrek voor levensonderhoud. Op verzoek van X vindt een gesprek met de inspecteur plaats, waarvan geen verslag wordt gemaakt omdat X aangeeft geen prijs te stellen op een formeel hoorgesprek. Een week later doet X alsnog een beroep op zijn hoorrecht, maar dit kan volgens de inspecteur niet meer worden gehonoreerd. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat X voor zijn dochter alleen over het laatste kwartaal (vanaf 1 oktober) recht op aftrek heeft, omdat zij tot eind juli 2008 nog recht heeft op studiefinanciering. De rechtbank oordeelt ook dat wel een hoorgesprek in de zin van de Awb heeft plaatsgevonden. X heeft tijdens dit gesprek stukken overgelegd en kon (opnieuw) zijn standpunten kenbaar maken en toelichten, zodat met deze gang van zaken zijn belangen niet op enigerlei wijze zijn geschaad en ook zijn hoorrecht niet is geschonden.
Hof Den Haag verklaart het door X ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 36
Wet inkomstenbelasting 2001 6.15
Wet inkomstenbelasting 2001 6.14
Wet inkomstenbelasting 2001 6.13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 13 september