Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn kinderen 26 van de 52 weken ten minste drie dagen per week bij hem hebben verbleven. X heeft daarom geen recht op IACK. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X is geboren in 1971 en is gehuwd geweest. Het huwelijk is formeel op 14 oktober 2015 ontbonden. X heeft samen met zijn ex-partner twee minderjarige kinderen. In december 2014 heeft de ex-partner met de kinderen de gezamenlijke woning verlaten. De kinderen staan sinds 2 februari 2015 ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres van de ex-partner. In het ouderschapsplan is opgenomen dat de kinderen hun hoofdverblijf hebben bij de ex-partner en eenmaal per twee weken een weekend verblijven bij X. Volgens X is het ouderschapsplan nooit gevolgd. Ter onderbouwing heeft X een dagenoverzicht overgelegd, waarin staat dat de kinderen in 2015 feitelijk 184 van de 365 dagen bij X verbleven. X heeft in zijn aangifte gesteld dat hij voldoet aan de eisen van art. 8.14a Wet IB 2001 en recht heeft op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). De inspecteur wijkt op dat punt af van de aangifte. X gaat uiteindelijk in hoger beroep.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2023/36.1.4) stelt vast dat de kinderen in 2015 niet ten minste zes maanden op X' adres zijn ingeschreven in de basisregistratie personen. Voorts heeft X niet aannemelijk gemaakt dat de kinderen in 2015 26 van de 52 weken ten minste drie dagen per week bij X hebben verbleven. X voldoet daarmee niet aan de eisen van art. 8.14a Wet IB 2001 jo. art. 44b Uitv.reg. IB 2001. X heeft geen recht op IACK. X' hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 44b
Wet inkomstenbelasting 2001 8.14a