Belanghebbende, X, is één van de zes maten in maatschap Z. Ook zijn vrouw, A, is één van de maten. Z belegt in onroerende zaken. A houdt verder nog de aandelen in H bv. In 2003 verkoopt Z een aantal panden aan H bv. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat X ab-winst heeft genoten ter zake van de verkoop van de panden aan H bv. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de economische eigendom van de aandelen in H bv berustte bij de maten van Z, omdat de maten waren overeengekomen dat A de aandelen in H bv mede hield voor de overige maten in Z. Volgens de rechtbank houdt X dan ook een ab in H bv.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur er terecht vanuit is gegaan dat X een ab houdt in A bv. Het hof leidt hierbij uit de feiten af dat de economische eigendom van de aandelen in H bv berustte bij de maten van Z, waaronder X. Vervolgens stelt het hof vast dat H bv bij de in 2003 uitgevoerde transacties een te hoge prijs voor de onroerende zaken heeft betaald. Een van de panden was bijvoorbeeld door Z van een derde gekocht voor € 105.000 en op dezelfde dag doorverkocht aan H bv voor € 150.000. Het hof stelt de uitdeling die door de maten van Z is genoten, vast op € 130.000 en merkt € 21.667 aan als door X genoten ab-winst.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 13 september