Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij recht heeft op een hogere aftrek specifieke zorgkosten dan de € 1.661 waarmee de inspecteur in de beroepsprocedure alsnog akkoord is gegaan.
X en zijn in 2019 overleden echtgenote zijn fiscaal partners in 2019. X heeft een inkomen van € 34.839 en claimt € 9.102 aan specifieke zorgkosten. Dit bedrag omvat de totale persoonsgebonden aftrek van X en wijlen de echtgenote samen. X wil onder meer de kosten aftrekken van behandelingen door een orthomoleculair therapeut en een schoonheidsspecialiste die behandelingen voor hirsutisme mag verrichten. De inspecteur weigert de aftrek van zorgkosten en handhaaft de aanslag. Tijdens de beroepsprocedure komt de inspecteur X gedeeltelijk tegemoet door een aftrek van € 1.661 toe te staan. In geschil is of X recht heeft op een hogere aftrek voor specifieke zorgkosten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij recht heeft op een hogere aftrek dan de € 1.661 waarmee de inspecteur alsnog akkoord is gegaan. X onderbouwt de uitgaven niet voldoende met concrete documenten en de behandelingen zijn niet aantoonbaar verricht door een arts of paramedicus zoals vereist. Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen. Aan de enkele omstandigheid dat het standpunt van X bij de aanslagregeling over 2018 is gevolgd, kan niet het in rechte te beschermen vertrouwen worden ontleend dat de inspecteur dit standpunt ook in de toekomst blijft volgen. De aanslag wordt verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.178.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 39
Wet inkomstenbelasting 2001 6.40
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Wet inkomstenbelasting 2001 6.1
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 25 maart
Informatiesoort: VN Vandaag