De Hoge Raad oordeelt dat het hof heeft verzuimd een punt toe te kennen voor de schriftelijke zienswijze van X in reactie op het incidentele hoger beroep van de inspecteur dat later is ingetrokken.

Aan X is een BPM-naheffingsaanslag opgelegd van € 3840. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verlaagt de aanslag tot € 3050. X gaat in hoger beroep. De inspecteur gaat incidenteel in hoger beroep, maar trekt dit later in. Volgens Hof 's-Hertogenbosch is het beroep van X uitsluitend gegrond omdat de rechtbank een te lage proceskostenvergoeding heeft toegekend en verhoogt die tot € 1674. Voor het hoger beroep krijgt X een proceskostenvergoeding van € 837. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof heeft verzuimd een punt toe te kennen voor de schriftelijke zienswijze van X in reactie op het incidentele hoger beroep. De proceskostenvergoeding voor het hoger beroep wordt daarom vastgesteld op € 1750. Voor de proceskostenvergoeding in cassatie stelt de Staatssecretaris vergeefs dat het gewicht van de zaak op 0,25 (zeer licht) of 0,5 (licht) moet worden gesteld. Voor het vaststellen van het gewicht van de zaak wordt gewoon de factor 1 (gemiddeld) toegepast, zodat die vergoeding uitkomt op € 3500.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 8 april

Informatiesoort: VN Vandaag

178

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen