De Hoge Raad wijst het wrakingsverzoek van X buiten behandeling. Het verzoek bevat namelijk geen concrete feiten of omstandigheden die kunnen meebrengen dat de rechterlijke onpartijdigheid bij de behandeling van het beroep in cassatie schade zou kunnen lijden.
Op 8 maart 2024 doet de Hoge Raad enkele arresten af onder verwijzing naar art. 80a Wet RO. Hierbij zitten ook enkele zaken waarbij X als gemachtigde optreedt. Omdat dezelfde raadsheren zijn aangewezen voor een andere zaak van X, waarin op 15 maart 2024 arrest zal worden gewezen, verzoekt X om wraking van de raadsheren. X voert daarbij aan dat, gezien de op 8 maart 2024 gewezen arresten en informatie over nevenfuncties van de betrokken raadsheren, sprake is van kennelijke vooringenomenheid/partijdigheid ten gunste van de Belastingdienst en ten nadele van X.
De Hoge Raad wijst het wrakingsverzoek van X buiten behandeling. Het verzoek bevat namelijk geen concrete feiten of omstandigheden die kunnen meebrengen dat de rechterlijke onpartijdigheid bij de behandeling van het beroep in cassatie schade zou kunnen lijden, of dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. De verwachting van X is onvoldoende om tot wraking over te gaan dan wel om het verzoek aan te merken als een, voldoende onderbouwd, wrakingsverzoek. De niet geconcretiseerde informatie over de nevenfuncties en de verwijzing naar de onder verwijzing naar art. 80a Wet RO gewezen arresten is daartoe onvoldoende.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:16
Algemene wet bestuursrecht 8:15
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 8 april
Informatiesoort: VN Vandaag