Belanghebbende, X, is piloot bij Virgin en is gestationeerd in het Verenigd Koninkrijk (VK). In 2017 werkt X feitelijk zeventien dagen in het VK. In geschil is de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De Belastingdienst heeft art. 14 Verdrag NL -VK namelijk tot medio 2018 onjuist uitgelegd. De Belastingdienst gaat er vanuit dat het VK het heffingsrecht heeft over de dagen die in het VK zijn gewerkt. De inspecteur stelt X medio 2018 op de hoogte van deze omissie. Vervolgens vindt nog overleg plaats met het VK. Dit overleg levert pas medio 2019 duidelijkheid op over de toepassing van art. 14 Verdrag NL - VK. In verband met de ontstane verwarring wordt besloten om alle piloten, op grond van het gelijkheidsbeginsel, gelijk te behandelen. De inspecteur wil deze lijn echter niet doortrekken naar 2017. X beroept zich op het door de inspecteur bij hem gewekte vertrouwen. Verder stelt hij dat de inspecteur art. 14 Verdrag NL - VK onjuist toepast.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat Nederland ook het heffingsrecht heeft over het loon van de zeventien in het VK gewerkte dagen. De rechtbank wijst daarbij op de uitspraak van Rechtbank Den Haag van 21 juni 2021, SGR 20/5018. Wel honoreert de rechtbank het beroep op het vertrouwensbeginsel. X is namelijk pas medio 2018 door de inspecteur op de hoogte gesteld van zijn standpuntwijziging. De rechtbank vermindert de aanslag.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 2.4
Wet inkomstenbelasting 2001 2.1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 25 mei