X vraagt in 2018 om een voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, die de inspecteur verleent. Bij de aanslagregeling over 2018 stelt de inspecteur vast dat X moet bijbetalen. X komt daarom in bezwaar tegen de definitieve aanslag IB/PVV 2018. De inspecteur reageert daarop met een kennisgeving van vermindering, maar laat een deel van de bij de aanslag berekende belastingrente in stand. Enkele maanden later stelt X de inspecteur in gebreke vanwege het uitblijven van een uitspraak op bezwaar en vraagt een dwangsom. De inspecteur wijst de dwangsom af omdat met de eerdere kennisgeving al uitspraak op bezwaar zou zijn gedaan.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant toetst of de inspecteur terecht het verzoek om een dwangsom heeft afgewezen en of die afwijzing voor bezwaar en beroep vatbaar is. Wegens onduidelijkheid rond het tijdstip waarop de inspecteur de eerdere uitspraak op bezwaar vaststelt, is de afwijzing van de dwangsom voor bezwaar en beroep vatbaar. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur geen dwangsom is verschuldigd. Het restant belastingrente wordt verminderd tijdens zitting, beroep daarom gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 25 mei