Hof Den Haag beslist dat jaarabonnementen op het gebruik van een specifiek zeiljacht geen gelegenheid geven tot sportbeoefening is. De accommodatie en de zeiljachten zijn geen sportaccommodatie. Belanghebbende kan geen vertrouwen meer ontlenen aan een onjuiste, maar herstelde, uitspraak op bezwaar.

Belanghebbende stelt op basis van jaarabonnementen zeiljachten ter beschikking, die steeds betrekking hebben op een specifieke boot. Per boot zijn er maximaal zes vaste abonnees/gebruikers. Belanghebbende zorgt voor onderhoud, schoonmaak en zeilklaar maken. Er zijn vaste ligplaatsen in enkele jachthavens, waar de nodige voorzieningen aanwezig zijn. Abonnees krijgen zo de ervaring van een eigen boot, zonder de daarbij behorende lasten en zorgen.

Hof Den Haag beslist dat het algemene tarief van toepassing is op de vergoedingen. De terbeschikkingstelling van een kajuitjacht en het gebruik van faciliteiten van de jachthaven valt niet onder het Unierechtelijke begrip sportaccommodatie. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat sport wordt beoefend in de sanitaire ruimten, op de aanlegplaats, de parkeerplaats en tijdens het zeilklaar maken en na afloop van het zeilen. Ook is niet aannemelijk dat de kajuitjachten zijn ingericht of bestemd voor sportbeoefening. Verder slaagt een beroep op een passage uit de toelichting op post b.3 van Tabel I niet, omdat de toelichting in zijn geheel beschouwd moet worden.

Tot slot slaagt een beroep op het vertrouwensbeginsel niet. De uitspraak op het bezwaar inzake het eerste kwartaal 2020 bevat een expliciete standpuntbepaling, waar in beginsel vertrouwen aan kan worden ontleend. Deze ‘vergissing’ van de Belastingdienst is echter al hersteld voordat het bezwaarschrift in casu werd ingediend. Vanaf dat moment kan dus geen vertrouwen meer aan dit standpunt worden ontleend. Bovendien heeft belanghebbende niet gehandeld conform het door haar gestelde vertrouwen. Het hoger beroep is dus ongegrond.

Ondanks dat wordt de belastingdienst veroordeeld in de proceskosten in de bezwaarfase. Vanwege de (foutieve) beslissing op het bezwaar met betrekking tot het eerste kwartaal 2020 veronderstelde belanghebbende immers dat zij gelijk had, waardoor zij waarschijnlijk in beroep en hoger beroep is gegaan.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit toelichting op de reikwijdte en toepassing van Tabel I bij de Wet op de omzetbelasting 1968 3

Wet op de omzetbelasting 1968 9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 25 mei

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen