Volgens de Hoge Raad is er geen sprake van kredietverstrekking door de Staat als X bv gedurende de looptijd van de overeenkomst het bedrag van de bijdragen niet schuldig was. De Hoge Raad verwijst de zaak.

Belanghebbende, X bv, sluit een overeenkomst met de Staat der Nederlanden ten behoeve van de ontwikkeling van een medicijn tegen antrax. X bv ontvangt hiervoor maximaal een vergoeding van € 3 mln. In 2005 ontvangt X bv een uitkering van ruim € 1 mln. Onder omstandigheden moet X bv de ontvangen bijdragen terugbetalen. De inspecteur legt een btw-naheffingsaanslag met boete aan X bv op. Volgens de inspecteur is namelijk btw verschuldigd over de uitkering. Rechtbank Leeuwarden stelt de inspecteur in het gelijk. Hof Leeuwarden oordeelt dat X bv op het moment van ontvangst van de betaling van de Staat geen prestaties verricht in de zin van de Wet OB 1968. Het hof overweegt hierbij dat de Staat krediet heeft verstrekt aan X bv.

De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof dat er sprake zou zijn van kredietverlening door de Staat, omdat X bv een terugbetalingsverplichting had, ook zonder dat X bv het bedrag van de bijdragen schuldig was gedurende de looptijd van de overeenkomst, onjuist is. Volgens de Hoge Raad vormt het gedurende de looptijd van de overeenkomst schuldig zijn van de hoofdsom door de kredietnemer jegens de kredietverstrekker namelijk een essentieel kenmerk van kredietverstrekking. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 13 september

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen