Rechtbank Noord-Nederland kent Rijnvarende X een immateriële schadevergoeding toe wegens overschrijding van de verlengde redelijke termijn voor de behandeling van zijn zaak.

X heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in Nederland. Hij werkt als Rijnvarende voor een Cypriotische werkgever. In zijn aangifte IB/PVV 2013 claimt X vrijstelling voor de Nederlandse volksverzekeringen. Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2013 wordt uitgegaan van een op 24 juni 2014 afgegeven A1-verklaring en wordt de vrijstelling niet verleend. X komt in beroep. Lopende de beroepsprocedure verleent de inspecteur aan X alsnog vrijstelling voor premies volksverzekeringen voor het gehele jaar. Dit naar aanleiding van een op 3 mei 2019 door de SVB afgegeven herziene A1-verklaring naar aanleiding van bezwaar- en beroepsprocedures. De inspecteur vermindert de aanslag IB/PVV 2013 ambtshalve. In geschil is alleen nog het verzoek van X om schade- en proceskostenvergoeding. 

Rechtbank Noord-Nederland handhaaft de aanslag IB/PVV 2013 zoals door de inspecteur is vastgesteld bij de verminderingsbeschikking. Het beroep van X is gegrond. X krijgt een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de verlengde redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in de bezwaar- en beroepsprocedure. De redelijke termijn wordt onder andere verlengd met de tijd die gemoeid is geweest met de aanhouding van de (verdere) behandeling van deze zaak totdat de A1-verklaring onherroepelijk is komen vast te staan. Ook krijgt X een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit proceskosten bestuursrecht 1

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 8:72

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 3 februari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen