A en belanghebbende, Y, hebben sinds begin 2009 een affectieve relatie. In 2010 wordt prostaatkanker bij A geconstateerd. Hij overlijdt op 6 februari 2013. A en Y zijn op 5 februari 2013 een geregistreerd partnerschap aangegaan. A wenst Y goed achter te laten en laat zijn adviseurs onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om er voor te zorgen dat Y een inkomen van circa € 3000 netto per maand kan genieten. De belastingadviseur van A raadt aan om dit te bewerkstelligen via een addendum op een stamrechtovereenkomst met de stamrecht-bv van A. In de loop der jaren ontstaat er onenigheid over de hoogte van de uitkering. Y vordert daarom een netto-uitkering van € 3000 per maand van de stamrecht-bv.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat er rechtens geen afdwingbare overeenkomst tot stand is gekomen tussen Y en A. Volgens de rechtbank is er namelijk sprake van een natuurlijke verbintenis. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat het weliswaar de bedoeling was dat Y maandelijks een netto-uitkering van € 3000 zou gaan genieten, maar dat dat op basis van het gestorte stamrechtkapitaal niet mogelijk is. De rechtbank berekent de uitkering op basis van de stamrechtovereenkomst en de addenda op € 55.072 per jaar.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Verbintenissenrecht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 13 juli