De Hoge Raad oordeelt dat de pechhulpovereenkomsten aangemerkt moeten worden als schadeverzekering als bedoeld in art. 7:944 BW en daarmee als verzekering in de zin van de BRV.

Belanghebbende, X bv, geeft een pechpas uit die tegen een jaarlijkse bijdrage recht geeft op pechhulp aan gebruikers van (elektrische) fietsen, rolstoelen en elektrische scooters. De pechhulp bestaat uit kosteloze reparatie of, als reparatie ter plekke niet mogelijk is, kosteloos vervoer van pashouder en vervoersmiddel naar huis of vertrekpunt. De kosten van onderdelen worden niet door de pechpas gedekt. In geschil is of X bv terecht assurantiebelasting op aangifte heeft voldaan over de vergoeding die zij pechpashouders jaarlijks in rekening heeft gebracht. Daarbij is in geschil of de pechpas een verzekering is in de zin van de Wet belastingen van rechtsverkeer (BRV) en zo ja, bij incidenteel cassatieberoep, of X bv een verzekeraar is in de zin van de BRV.

De Hoge Raad oordeelt dat de pechhulpovereenkomsten aangemerkt moeten worden als schadeverzekering als bedoeld in art. 7:944 BW en daarmee als verzekering in de zin van de BRV. De vermogensschade bestaat uit het niet meer deugdelijk functioneren van het vervoermiddel. Dat het verhelpen van pech mede het karakter heeft van hulpverlening, doet niet af aan de kwalificatie als verzekering. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de staatsecretaris gegrond. Het incidentele cassatieberoep van X bv is ongegrond (art. 81 Wet RO). De Hoge Raad doet de zaak zelf af en oordeelt dat X bv aangemerkt kan worden als verzekeraar in de zin van art. 25 lid 4 BRV. Of zij verzekeraar is in de zin van de Wet op het financieel toezicht, is in dit verband niet van belang.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 7 944

Wet op belastingen van rechtsverkeer 25

Wet op belastingen van rechtsverkeer 20

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Hoge Raad

Editie: 17 februari

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen