De Hoge Raad oordeelt dat het verzet van X gegrond is en dat de rechtbank de ontvankelijkheid van de beroepen opnieuw moet beoordelen. De Hoge Raad verwijst hierbij naar de recente uitspraak van de CBb van 30 januari 2024 over de verschoonbaarheid van termijnoverschrijdingen.

Rechtbank Den Haag verklaart enkele beroepen van X tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de beroepstermijn. Daarbij overweegt de rechtbank onder andere dat X iemand anders had kunnen verzoeken om haar bij te staan. X voert in verzet, net als in beroep, aan dat zij en haar jonge kinderen het mikpunt zijn geweest van hangjongeren. Dit leidde er uiteindelijk toe dat zij met haar gezin is gevlucht naar een andere gemeente en niet tijdig beroep kon instellen. Het verzet wordt ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank is er namelijk geen sprake van het onmogelijk tijdig kunnen indienen van een beroepschrift binnen de beroepstermijn. Er is dan geen verontschuldiging voor de termijnoverschrijding. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het verzet van X gegrond is en dat de rechtbank de ontvankelijkheid van de beroepen opnieuw moet beoordelen. De Hoge Raad verwijst hierbij naar de recente uitspraak van de CBb van 30 januari 2024 (22/1049, V-N 2024/7.13) over de verschoonbaarheid van termijnoverschrijdingen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 8 april

Informatiesoort: VN Vandaag

386

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen