Rechtbank Gelderland oordeelt dat doel en strekking van art. 4:1110 (oud) BW is dat een deelgenoot in de nalatenschap zijn rechten op verborgen gehouden goederen verbeurt, het heeft een sanctiekarakter.

Vader overlijdt in 1995. Bij verdeling van zijn nalatenschap in 1998 kiest moeder voor een legaat van vruchtgebruik. Het vermogen op een Zwitserse bankrekening wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. Bij haar overlijden in 2006 raken de erfgenamen (dezelfde als bij vaders overlijden) op de hoogte van dit vermogen. Zij melden het verzwegen geërfd vermogen pas in 2014 bij inkeerregeling aan de Belastingdienst. De inspecteur legt in 2017 een navorderingsaanslag recht van successie op. Hierbij verhoogt hij het zuiver saldo van de nalatenschap van vader met de helft van het buitenlands vermogen. Aangezien de vordering over de helft van vader inmiddels is verjaard vernietigt hij deze aanslag in juni. Hij legt, rekening houdende met een rentevordering van de erfgenamen in verband met het deel van het buitenlands vermogen dat in de nalatenschap van vader viel en met een schuld in verband met verschuldigde inkomstenbelasting over het buitenlands vermogen, opnieuw een navorderingsaanslag op. Erfgenamen betwisten dit en stellen dat moeder haar aandeel in het buitenlands vermogen aan hen heeft verbeurd omdat zij het verborgen heeft gehouden.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat doel en strekking van art. 4:1110 (oud) BW is dat een deelgenoot in de nalatenschap zijn rechten op verborgen gehouden goederen verbeurt, het heeft een sanctiekarakter. In hoeverre door de erfgenamen nog een straf kan worden ervaren is niet te beoordelen. Vaststaat dat hierover geen procedure is gevoerd en de verdeling van de nalatenschap van vader uit 1998 ongewijzigd is gebleven. Degene die vermoed wordt iets te hebben verzwegen moet zich kunnen verweren. De feiten die de conclusie kunnen dragen dat er vermogen is verzwegen moet door de rechter zijn vastgesteld. Aangezien civielrechtelijk niet vaststaat dat moeder het vermogen heeft verzwegen, kan daar niet van worden uitgegaan. Uit de wetssystematiek volgt dat de vaststelling van de verbeuring voorafgaat aan de verdeling. Het heeft geen goederenrechtelijk effect waardoor er nog een levering moet plaatsvinden. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 1 mei

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen