Hof Amsterdam oordeelt dat voor de verlengde navorderingstermijn voldoende aanknopingspunten aanwezig moeten zijn met het buitenland, hetgeen in casu het geval is. De inspecteur is voorts geslaagd in het bewijs met betrekking tot de boeten op basis van wilsonafhankelijk materiaal. Er is geen sprake van vrijwillige inkeer. Het hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X is aanmerkelijkbelanghouder van de in Nederland gevestigde vennootschap A bv. De vennootschap maakt geld over naar een andere in Nederland gevestigde vennootschap B bv, waarvan X samen met een zakenpartner alle aandelen bezit. De overboeking van geld gebeurt op basis van gefingeerde kosten op een Zwitserse bankrekening van vennootschap B bv. Vervolgens wordt het geld overgemaakt naar een Zwitserse bankrekening van X. Na berichten in de media over een groepsverzoek van de Belastingdienst aan de Federale Zwitserse belastingdienst over coderekeningen neemt X contact op met de inspecteur die vervolgens navorderingsaanslagen IB/PVV 2003-2014 oplegt, inclusief rente en vergrijpboeten. In bezwaar wordt X, na het verstrekken van extra informatie, gedeeltelijk tegemoet gekomen. X komt tevergeefs in beroep en gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam (V-N 2022/41.1.6) oordeelt dat voor de verlengde navorderingstermijn voldoende aanknopingspunten aanwezig moeten zijn met het buitenland, hetgeen in casu het geval is. Voorts is de inspecteur geslaagd in het bewijs met betrekking tot de boeten op basis van wilsonafhankelijk materiaal. Er is geen sprake van vrijwillige inkeer. Het hoger beroep is ongegrond.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67n
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 28 april