Het Luxemburgse PL Holdings Sàrl verwerft tussen 2010 en 2013 aandelen in twee Poolse banken, die in 2013 fuseren. Polen besluit vervolgens om het aan de aandelen in deze nieuwe bank verbonden stemrecht van PL Holdings in te trekken en de gedwongen verkoop ervan te gelasten. PL Holdings start daarop een arbitrageprocedure. Polen betwist echter dat zij rechtsgeldig heeft ingestemd met de door PL Holdings ingeleide arbitrageprocedure. Volgens Polen is PL Holdings namelijk geen ‘investeerder’ in de zin van de BIT (de Overeenkomst tussen België en Luxemburg, enerzijds, en Polen , anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen). Polen wordt vervolgens in het ongelijk gesteld en stelt daarop dat het in strijd met het EU-recht is dat een geschil tussen een investeerder van een lidstaat en een andere lidstaat over investeringen wordt voorgelegd aan een arbitrage-instantie.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat art. 9 BIT in strijd is met het EU-recht. Dit artikel kan er namelijk toe leiden dat een arbitrage-instantie uitspraak doet in geschillen die betrekking kunnen hebben op de toepassing of de uitlegging van het EU-recht.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 344
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 267
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 2 november