Rechtbank Den Haag oordeelt dat het buitenlandse inkomen is genoten in een periode dat geen sprake is van Nederlandse belastingplicht. Het in het buitenland genoten inkomen telt dus niet mee voor de berekening van de arbeidskorting.
X woont en werkt van 1 januari 2019 tot 20 februari 2019 in het buitenland. Sinds 20 februari 2019 woont en werkt hij in Nederland. Hij is geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. In zijn aangifte IB/PVV 2019 verzoekt X op basis van zijn in Nederland belastbare inkomen om een arbeidskorting van € 2287. De inspecteur kent een arbeidskorting toe van € 1005 op basis van het wereldinkomen van X. In geschil is de hoogte van de arbeidskorting.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat het buitenlandse inkomen is genoten in een periode dat geen sprake is van Nederlandse belastingplicht. Het in het buitenland genoten inkomen telt dus niet mee voor de berekening van de arbeidskorting. Onder het begrip arbeidsinkomen moet niet mede worden begrepen de inkomsten die door een niet-inwoner van Nederland zijn genoten en niet in Nederland belastbaar zijn. De wetswijzigingen van art. 2.7 lid 1 Wet IB en de toevoeging lid 18 aan art. 7.2 Wet IB hebben hierin geen verandering gebracht. Dit geldt ook voor het premiedeel van de arbeidskorting. De aanslag dient te worden verminderd. X' beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.11
Wet inkomstenbelasting 2001 8.1
Wet inkomstenbelasting 2001 7.2
Wet inkomstenbelasting 2001 2.7
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 14 februari
Informatiesoort: VN Vandaag