A-G Szpunar concludeert dat ingezetenen die ‘mini-jobs' verrichten in een andere lidstaat onderworpen zijn aan de wettelijke regeling van de werkstaat. Deze onderworpenheid betreft niet alleen de dagen waarop de ingezetene zijn werkzaamheden verricht, maar ook de dagen waarop hij deze niet verricht.

Mevrouw Franzen, mevrouw Giesen en de heer Van den Berg hebben de Nederlandse nationaliteit en wonen in Nederland. Ze werken alle drie enige tijd, in ‘mini-jobs', in Duitsland. In verband met de inkomsten uit de Duitse mini-job trekt de Svb de kinderbijslag waar Franzen recht op had in, omdat alleen de Duitse wetgeving op Franzen van toepassing is en toepassing van de Nederlandse volksverzekeringen derhalve is uitgesloten. De echtgenoot van mevrouw Giesen wordt 16% gekort op zijn AOW-partnertoeslag, omdat mevrouw Giesen gedurende het tijdvak dat zij in Duitsland werkt niet verzekerd is voor de volksverzekeringen. De heer Van den Berg wordt gekort op zijn AOW-uitkering omdat hij gedurende meer dan zeven jaar niet verzekerd is. De CRvB stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Advocaat-generaal (A-G) Szpunar concludeert dat een ingezetene van een lidstaat die voor niet meer dan twee of drie dagen per maand op het grondgebied van een andere lidstaat werkzaamheden in loondienst verricht op basis van een oproepcontract, op grond van art. 13 lid 2 onderdeel a EG-verordening 1408/71 is onderworpen aan de wettelijke regeling van de werkstaat. De A-G merkt hierbij op dat deze onderworpenheid aan de wettelijke regeling van de werkstaat niet alleen de dagen betreft waarop de ingezetene zijn werkzaamheden verricht, maar ook de dagen waarop hij deze niet verricht. Verder wijst de A-G er nog wel op dat onder voorwaarden de wettelijke regeling van de woonstaat van toepassing is.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)

Editie: 18 september

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen