X is eigenaar van een kantoorpand met verschillende bouwlagen en 148 parkeerplaatsen. Het pand was, voordat X het op 21 mei 2010 voor € 18.600.000 kocht, eigendom van een bank. X verhuurt het aan de Staat. De WOZ-waarde naar waardepeildatum 1 januari 2010 is na bezwaar vastgesteld op € 18.410.000. Rechtbank Zwolle-Lelystad vermindert de waarde in beroep tot € 16.592.700. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de rechtbank de waarde van het gebouw ten onrechte heeft verminderd. Beide partijen gaan ervan uit dat in verband met de ficties van art. 17 Wet WOZ, rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat het object is verhuurd en dat waardering in verhuurde staat – in de regel – leidt tot een lagere waarde. Het hof volgt partijen daarin niet. Als de potentiële koper een belegger is valt niet in te zien dat de verhuurde staat van een object voor de toepassing van de Wet WOZ als een waardeverminderende factor moet worden aangemerkt. De in art. 17 lid 2 Wet WOZ bedoelde ingebruikneming door de meestbiedende gegadigde kan ook bestaan uit de (voortgezette) verhuur van het gekochte, als dit de bestemming is die de koper goeddunkt. Nu de onderhavige transactie zo dicht ligt bij de waardepeildatum, heeft de door X betaalde prijs van € 18.600.000 als de waarde in het economische verkeer te gelden. Het hof bevestigt de in de uitspraak op bezwaar nader vastgestelde waarde ad € 18.410.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 6 augustus