Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat geen van de partijen de door hen bepleite waarde aannemelijk maakt. Het hof stelt daarom de waarde in goede justitie vast op € 255.000.

Belanghebbenden zijn na het overlijden van hun echtgenoot c.q. vader eigenaar geworden van een vrijstaande woning in de gemeente Boxmeer. In geschil is de WOZ-waarde 2016. Belanghebbenden bepleiten verlaging van € 287.000 naar € 245.000.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat geen van de partijen de door hen bepleite waarde aannemelijk maakt. De door de heffingsambtenaar aangedragen vergelijkingspanden kunnen niet als referentieobjecten dienen, omdat ze een geheel andere uitstraling hebben, van een ander bouwtype zijn en in andere plaatsen/dorpskernen liggen dan de woning van belanghebbenden. Van de drie door belanghebbenden aangedragen referentieobjecten is slechts één voldoende vergelijkbaar, hetgeen volgens het hof onvoldoende basis vormt om de door belanghebbenden verdedigde waarde te onderbouwen. Het hof stelt daarom de waarde in goede justitie vast op € 255.000. Het hoger beroep van belanghebbenden slaagt. Belanghebbenden komen in aanmerking voor een vergoeding van de kosten van bezwaar (€ 754,52) en die van beroep en hoger beroep (€ 2004).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 22 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen