Hof Arnhem-Leeuwarden wijst het verzoek van X om herziening af. De stelling van X dat het hof bepaalde bewijsstukken en stellingen over het hoofd heeft gezien, levert namelijk niet het voor herziening vereiste novum op. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Belanghebbende, X, heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij is Ultimate Beneficiair Owner van de Gibraltarese vennootschap Y Ltd. Volgens het GBA woont X in de jaren 1994-2015 op Guernsey. Tot 11 augustus 2004 was X directeur van Q Ltd. Deze vennootschap heeft als doelomschrijving ‘opening secret bankaccounts all over de world’. In de loop van 2013 komt X bij de inspecteur in beeld als binnenlands belastingplichtige door de werkzaamheden van een projectgroep die onderzoek doet naar rekeninghouders van niet-identificeerbare bankrekeningen. De inspecteur legt diverse IB-(navorderings)aanslagen voor de jaren 2008-2011 op aan X. Hierbij houdt hij geen rekening met de AOW-uitkering. X stelt echter dat hij niet binnenlands belastingplichtige is. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt op 21 mei 2019 dat X in de jaren 2008 - 2011 in Nederland woont en binnenlands belastingplichtige is. Het hof houdt - via interne compensatie - ook rekening met de AOW-uitkering. X gaat in cassatie. Hij stelt daarbij dat de inspecteur in hoger beroep zijn beroep op interne compensatie had laten vallen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte rekening heeft gehouden met de AOW-uitkering van X. De inspecteur heeft de AOW-uitkering namelijk pas in hoger beroep opgevoerd als element van de (navorderings)aanslagen. X dient een verzoek in tot herziening van de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 21 mei 2019.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2023/243) wijst het verzoek van X om herziening af. De stelling van X dat het hof bepaalde bewijsstukken en stellingen over het hoofd heeft gezien, levert namelijk niet het voor herziening vereiste novum op. Het rechtsmiddel van herziening is volgens het hof verder ook niet bedoeld om de juistheid van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht aan de orde te stellen. Dat betreft namelijk niet een feit of omstandigheid in de zin van art. 8:119 Awb, maar een betoog over de juridische juistheid van uitspraak van het hof. Dat geldt ook voor het betoog van X dat het hof hem nog in staat had moeten stellen op bepaalde betwistingen van de inspecteur te reageren. Het hof merkt ook nog op dat het rechtsmiddel van herziening niet kan worden gebruikt voor het herstellen van processuele misslagen. Ook is het niet bedoeld als een herkansingsmogelijkheid om een tot aan de hoogste rechter gevoerd en reeds afgesloten debat te heropenen. Het enkele feit dat niet alle in de loop van een procedure van beroep ingediende stukken worden besproken in de rechterlijke uitspraak, betekent niet dat die stukken bij de besluitvorming zijn genegeerd. Het niet besproken zijn van een dergelijk stuk is ook geen feit of omstandigheid dat tot herziening van de desbetreffende uitspraak kan leiden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:119
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Informatiesoort: VN Vandaag
Editie: 20 september