Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt vast dat de inspecteur in casu beschikt over een nieuw feit, ook al was bij de primitieve aanslagregeling relevante informatie aanwezig in een controledossier bij een andere belastingplichtige. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet slaagt in het bewijs dat hij op grond van woonplaats of verblijf in Oostenrijk aan belasting is onderworpen. Daarom mag de inspecteur inkomstenbelasting navorderen.
Bij een controle bij bv X constateert de inspecteur dat bv X een schuld heeft aan bv Y en dat bv Y is ontbonden. Ook is bekend dat de corresponderende vordering van bv Y om niet is overgedragen aan dga Z van bv Y. In het controlerapport vermeldt de inspecteur dat deze schuldverhouding behandeld wordt bij de aangifte vennootschapsbelasting 2014 van bv Y.
Na onderzoek bij dga Z vordert de inspecteur de niet geheven belasting na met rente en boete, ter zake van de verkrijging van de vordering op bv X. Na tevergeefs bezwaar komt dga Z in beroep.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt vast dat de inspecteur in casu beschikt over een nieuw feit, ook al was bij de primitieve aanslagregeling relevante informatie aanwezig in een controledossier bij een andere belastingplichtige. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet slaagt in het bewijs dat hij op grond van woonplaats of verblijf in Oostenrijk aan belasting is onderworpen. Daarom mag de inspecteur inkomstenbelasting navorderen. De rechtbank matigt de vergrijpboete wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. Omdat dit een ambtshalve vermindering is, leidt dit niet tot een gegrondverklaring van het beroep en evenmin tot een proceskostenvergoeding.
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 14 april