Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X, zowel in absolute als relatieve zin, bewust aanzienlijk te lage aangiften IB/PVV, Zvw en omzetbelasting heeft gedaan.

Belanghebbende, X, drijft sinds 1 oktober 2010 in de vorm van een eenmanszaak een handel in gebruikte auto’s en partijgoederen. Hij doet aangifte IB/PVV en Zvw 2010 van een klein verlies uit onderneming. In de aangiften omzetbelasting vanaf 1 oktober 2010 heeft X belasting teruggevraagd hetzij zeer lage bedragen aangeven. Na een boekenonderzoek verhoogt de inspecteur het aangegeven inkomen van X over 2010 en 2011 en legt hij een naheffingsaanslag omzetbelasting op.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X, zowel in absolute als relatieve zin, aanzienlijk te lage aangiften IB/PVV, Zvw en omzetbelasting heeft gedaan en dat hij zich hiervan bewust was. Het hof hecht in dit kader belang aan de door de inspecteur overgelegde vermogensvergelijking waarin voldoende concreet onderbouwd wordt dat X meer inkomsten en omzet moet hebben genoten dan hij in de aangiften heeft vermeld. Het hof gaat voorbij aan belanghebbendes verklaring dat hij zijn uitgaven heeft kunnen doen met speelwinsten behaald bij Holland Casino. De schattingen van de inkomsten en omzet die ten grondslag liggen aan de aanslagen IB/PVV, Zvw en naheffingsaanslag omzetbelasting zijn redelijk. Het hof acht de opgelegde vergrijpboeten passend en geboden, maar matigt deze boeten wegens de overschrijding van de redelijke termijn met 20%. Tevens komt X in aanmerking voor een schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 8 april

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen