Hof ’s-Hertogenbosch matigt de in rekening gebrachte belastingrente, omdat de Belastingdienst over een deel van de periode waarover de belastingrente in rekening is gebracht, de gelden tot zijn beschikking heeft gehad via de afdracht door de inhoudingsplichtige.

X woont en werkt het hele jaar 2014 in het VK. In zijn aangifte IB/PVV geeft X geen premie-inkomen aan. De inspecteur legt de aanslag conform de aangifte op. Vervolgens dient X een nieuwe aangifte in met een premie-inkomen van het maximale bedrag. Hierop legt de inspecteur een navorderingsaanslag op en brengt hij belastingrente in rekening van € 1.165 over de periode van 1 juli 2015 tot en met 14 april 2020.

Hof ’s-Hertogenbosch matigt de in rekening gebrachte belastingrente, omdat de Belastingdienst over een deel van de periode waarover de belastingrente in rekening is gebracht, de gelden tot zijn beschikking heeft gehad via de afdracht door de inhoudingsplichtige. Op basis van HR 18 november 2022, V-N 2022/51.16 met herstelarrest HR 17 februari 2023, V-N 2023/10.16 en art. 30ia AWR heeft X recht op matiging van de belastingrente. Het hof verwerpt het standpunt van de inspecteur dat art. 30ia AWR niet van toepassing is omdat geen sprake is van ‘geheven’ belasting. Het hof merkt op dat art. 30ia lid 1 AWR spreekt over belasting ‘geheven, dan wel op aangifte is voldaan of afgedragen’. Nu de onderhavige premies op aangifte zijn afgedragen is al voldaan aan de tekst van art. 30ia AWR. Bovendien is bij loonbelasting of premieheffing wel degelijk sprake van ‘geheven’ (zie art. 1 en 27 Wet LB 1964). Het gelijk is aan X, de belastingrente wordt gematigd tot € 54.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fc

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 12 september

Informatiesoort: VN Vandaag

606

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen