Hof ’s-Hertogenbosch bevestigt dat de bestuursrechter niet bevoegd is een oordeel te geven over de verrekeningen door de ontvanger. Bij de verrekeningen is wel terecht invorderingsrente berekend. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Aan X zijn nog niet onherroepelijke naheffingsaanslagen BPM opgelegd. In geschil is of de ontvanger de BPM-teruggaven van X met deze aanslagen kan verrekenen en daarbij terecht invorderingsrente in rekening is gebracht. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant moet X zich ten aanzien van de verrekeningen wenden tot de civiele rechter en is X' beroep voor het overige ongegrond. X krijgt wel een immateriële schadevergoeding van € 1500. X stelt in hoger beroep dat de ontvanger op grond van het EU-recht niet mag verrekenen, zodat ten onrechte invorderingsrente in rekening is gebracht. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Hof ‘s-Hertogenbosch (V-N 2022/29.1.6) bevestigt dat de bestuursrechter niet bevoegd is een oordeel te geven over de verrekeningen. Het is voorts gesteld noch gebleken dat de ontvanger op grond van art. 28 IW 1990 ten onrechte invorderingsrente in rekening heeft gebracht, zodat X' beroep ongegrond is. Ondanks de onbevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van de verrekeningen, was deze wel bevoegd om zich uit te spreken over de proceskosten. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 28

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Invordering, Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Informatiesoort: VN Vandaag

Editie: 20 september

104

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen