Belanghebbende, X, is eigenaar en gebruiker van een onroerende zaak die hij gebruikt als kantoor. Dit object heeft op 1 januari 2013 een bedrijfsbestemming. X ageert tegen de WOZ-waarde 2013 die door de heffingsambtenaar van de gemeente Hellevoetsluis is vastgesteld op € 45.000. X wil dat de waarde net zoals in voorgaande jaren wordt vastgesteld op € 394.000. Zowel Rechtbank Rotterdam als Hof Den Haag oordelen dat X geen procesbelang heeft bij een hogere WOZ-waarde.
De Hoge Raad oordeelt dat de wetswijziging van 1 oktober 2015 die het mogelijk maakt de WOZ-waarde te verhogen, ook van toepassing is op lopende procedures van vóór die datum. De wetswijziging heeft onmiddellijke werking omdat niet in specifiek overgangsrecht is voorzien. In zaken waarin wordt verzocht om een hogere WOZ-waarde, moet in beginsel worden aangenomen dat hiermee niet een hogere aanslag OZB wordt beoogd. De vaststelling van een hogere WOZ-waarde in dergelijke procedures kan dan ook niet leiden tot verhoging van die aanslag. Ook is het gemeenten niet toegestaan om met toepassing van art. 18a AWR OZB na te vorderen ingeval van een hogere WOZ-waarde. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en verwijst de zaak naar Hof Amsterdam.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 29
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad
Editie: 23 oktober