De Hoge Raad oordeelt dat de beperkte terugwerkende kracht voor de verlaging van het overdrachtsbelastingtarief geen discriminatie oplevert. Volgens de Hoge Raad is de wetgever gebleven binnen de hem op dit gebied toekomende ruime beoordelingsmarge.

Belanghebbende, X, koopt op 28 januari 2011 het appartementsrecht van een woning. De woning wordt op 14 juni 2011 geleverd. De overdrachtsbelasting van 6% wordt vervolgens voldaan. X stelt dat hij ook recht heeft op toepassing van het tarief van 2% dat op grond van een persconferentie van minister-president Rutte, van 17 juni 2011, en een besluit van de staatssecretaris van 1 juli 2011, geldt voor verkrijgingen vanaf 15 juni 2011. Volgens X is de beperking van de terugwerkende kracht in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Rechtbank Haarlem oordeelt dat er ten aanzien van de leveringen van woningen van (kort) voor 15 juni 2011 en gevallen waarin de woning is geleverd op of na 15 juni en vóór 1 juli 2011 sprake is van gelijke gevallen. Volgens de rechtbank valt – gezien de doelstelling van de tariefsverlaging – niet in te zien waarom er geen sprake zou zijn van gelijke gevallen. De rechtbank stelt vervolgens echter vast dat de beslissing van de wetgever om de wetswijziging niet verder terug te laten werken dan tot 15 juni 2011 niet van redelijke grond is ontbloot en dat het gelijk aan de inspecteur is.

De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever – gelet op de uitlatingen van minister-president Rutte op 17 juni 2011 – in redelijkheid kon besluiten aan de onderhavige wetswijziging terugwerkende kracht te verlenen. Verder merkt de Hoge Raad nog op dat het de wetgever in beginsel vrij staat een lastenverlichting door te voeren en de ingangsdatum daarvan te bepalen, ook als daarbij sprake is van terugwerkende kracht. Dat er voor is gekozen om, zonder nadere toelichting, de verlaging niet tot 17 juni 2011 te laten terugwerken, maar tot 15 juni 2011 acht de Hoge Raad niet dermate ernstig dat er sprake is van discriminatie. Volgens de Hoge Raad is de wetgever namelijk gebleven binnen de hem op dit gebied toekomende ruime beoordelingsmarge door het overgangstijdstip te bepalen op de helft van de desbetreffende maand. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Hoge Raad

Editie: 1 augustus

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen