Mevrouw X start in 2009 een onderneming, bestaande uit coaching, therapie en loopbaanbegeleiding. In haar IB-aangifte over 2012 geeft X een verlies uit onderneming aan van € 8.788. Volgens de inspecteur is de onderneming vanwege de structurele verliezen geen bron van inkomen. In geschil is of het verlies van 2012 daarom terecht niet is geaccepteerd. Volgens Rechtbank Den Haag maakt X niet aannemelijk dat sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Tot en met 2015 is de onderneming namelijk sterk verliesgevend. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat X in 2012 redelijkerwijs niet kon verwachten met haar activiteiten in dat jaar en/of latere jaren voordeel te behalen. Er zou volgens X in 2015 wel een positief resultaat zijn behaald, maar dat komt uitsluitend door haar secretariële werkzaamheden, die niets met vermeende onderneming van doen hebben. Haar verwachting dat in 2016 wel een positief resultaat wordt geboekt, is voorts niet met feiten onderbouwd. Er is dus geen objectieve voordeelsverwachting en daarmee geen bron van inkomen. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2