X is woonachtig in de gemeente Sittard-Geleen en is houdster van één hond. In geschil is of de gemeente haar terecht een aanslag hondenbelasting heeft opgelegd. Hof 's-Hertogenbosch verklaart de verordening hondenbelasting onverbindend en vernietigt de aanslag hondenbelasting. Het hof oordeelt dat een gemeente die een algemene belasting met een zuiver fiscaal doel alleen van een bepaalde groep (in dit geval houders van een hond) wil heffen daarvoor moet beschikken over een objectieve en redelijke rechtvaardiging. Een dergelijke rechtvaardiging kan eruit bestaan dat voor die bepaalde groep kosten worden gemaakt. Een hondenbelasting zoals die in de gemeente Sittard-Geleen waarvan de opbrengst in de algemene middelen van de gemeente vloeit, zou in de visie van het hof van alle inwoners van de gemeente geheven moeten worden, ongeacht of zij een hond houden of niet. Door alleen van hondenbezitters te heffen, heeft de gemeente het gelijkheidsbeginsel van art. 1 van de Grondwet geschonden, aldus het hof.
Advocaat-generaal IJzerman overweegt dat de hondenbelasting geen bestemmingsheffing is maar een algemene belasting en gemeenten dus vrij zijn de opbrengsten naar eigen inzicht te besteden. Anders dan het hof is de A-G van oordeel dat de wet een onderscheid maakt tussen bezitters van een hond die hondenbelasting moeten afdragen en mensen die geen hond hebben en die dus geen hondenbelasting betalen. Er is daarom geen sprake van ongelijke behandeling van gelijke gevallen maar van ongelijke behandeling van ongelijke gevallen. Een schending van het gelijkheidsbeginsel tussen ongelijke gevallen kan zich voordoen maar dan moet het gaan om ernstige ongelijkheid, bijvoorbeeld bij een buitensporig hoog tarief. Met een aanslag van € 55,44 is daarvan geen sprake. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van B&W van de gemeente gegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 13 september