Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat ook als X het geld niet daadwerkelijk heeft ontvangen, hij zich ervan bewust moet zijn geweest dat het inkomen wel in de IB-aangifte moet worden opgenomen.
X exploiteert in vof-verband een bedrijf met een winstaandeel van 50%. Medio 2017 wordt de vof door de rechter civielrechtelijk ontbonden en er wordt een vereffenaar benoemd. Deze verkoopt het bedrijf op een veiling voor € 440.555 met verrekening van € 92.963 aan kosten. Uit de BTW-aangiften van de vof volgt een omzet in 2017 van € 461.082 en in het vonnis van de rechter staat dat de reguliere winst € 48.657 is. Desondanks geeft X voor 2017 een inkomen van nihil aan. In geschil is of de inspecteur het inkomen terecht corrigeert op basis van de vereffening.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat ook als X het geld niet daadwerkelijk heeft ontvangen, hij zich ervan bewust moet zijn geweest dat het inkomen wel in de aangifte moet worden opgenomen. De bewijslast wordt daarom omgekeerd en verzwaard. De schatting van de inspecteur is redelijk, omdat die is gebaseerd op cijfers van de vereffenaar. X had eventueel zelf bij de vereffenaar om teruggave van of inzage in de administratie moeten vragen. Een vergrijpboete van € 5000 is passend en geboden, met dien verstande dat die wegens het overschrijden van de redelijke termijn wordt gematigd tot € 4750.
Lees ook het thema Beroep: rechtsbescherming door de belastingrechter.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 27 november
Informatiesoort: VN Vandaag