Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X reeds op grond van de normale bewijslast het van hem te verlangen bewijs dat de aanslag te hoog is vastgesteld niet heeft geleverd.

De dienst Regionale Recherche start een strafrechtelijk onderzoek naar de vervaardiging van synthetische drugs waarbij X betrokken is. X is veroordeeld tot een gevangenisstraf en tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel ter grootte van ruim € 150.000. De inspecteur start een onderzoek naar de aanvaardbaarheid van X’ aangifte IB/PVV 2018. Conform de bevindingen van het onderzoek legt de inspecteur de aanslagen op. X wendt geen rechtsmiddel aan dus de aanslag staat onherroepelijk vast. Later doet X een verzoek om ambtshalve vermindering omdat hij vindt dat de aanslag te hoog is vastgesteld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X reeds op grond van de normale bewijslast het van hem te verlangen bewijs dat de aanslag te hoog is vastgesteld niet heeft geleverd. Het staat vast dat X betrokken is geweest bij een drugslaboratorium. De aanslag is opgelegd met verwijzing naar concrete stukken en uit de vermogensvergelijking volgt dat X onverklaard aanzienlijk meer geld uitgeeft dan waarover hij op basis van de bij de inspecteur bekende gegevens kan beschikken. Hetgeen X hiertegen heeft aangevoerd heeft hij niet met verifieerbare stukken onderbouwd en is onvoldoende om aannemelijk te achten dat de aanslag naar een te hoog bedrag is opgelegd. X’ beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 45aa

Wet inkomstenbelasting 2001 9.6

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 11 april

Informatiesoort: VN Vandaag

232

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen