Belanghebbende, X, heeft een winkel in naaimachines en naaimachinebenodigdheden. In geschil is een groot aantal navorderingsaanslagen IB/PVV en vermogensbelasting met boeten die de Belastingdienst X heeft opgelegd in verband met het aanhouden van een Zwitserse bankrekening.
Rechtbank Gelderland verwerpt de grief van X over de bevoegdheid van de inspecteur. Op grond van art. 3 AWR is, aldus de rechtbank, de inspecteur landelijk bevoegd en zijn de aanslagen dus door de bevoegde inspecteur opgelegd (vgl. Rb Arnhem 27 november 2012, nr. AWB 12/2608). Dat de inspecteurs landelijke bevoegd zijn, heeft echter niet, zoals X suggereert, tot gevolg dat een belastingplichtige niet meer weet waar hij terecht kan. De aanslagen worden immers opgelegd door de inspecteur van een bepaalde regio, in dit geval de regio Utrecht-Gooi. Verder oordeelt de rechtbank dat X terecht is aangemerkt als rekeninghouder van een bankrekening in Zwitserland. De inspecteur heeft terecht navorderingsaanslagen IB/PVV en vermogensbelasting opgelegd. X kan zich door de standstill-bepaling niet beroepen op het arrest Passenheim-van Schoot over de verlengde navorderingstermijn. Wel heeft de inspecteur ten onrechte de bewijslast omgekeerd voor de winst die X heeft behaald met de handel in naaimachines en naaimachinebenodigdheden. De winstcorrecties zijn onterecht omdat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat X omzet heeft verzwegen. Het verzoek van X om vergoeding van de integrale proceskosten wijst de rechtbank af.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 3
Algemene wet inzake rijksbelastingen 25-6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 14 juni