Belanghebbende, X, is advocaat. In geschil is of de bedragen die hij ontvangt in verband met de Wet op de rechtsbijstand zijn onderworpen aan de heffing van omzetbelasting. X stelt dat het gaat om subsidiebedragen die buiten de heffing moeten blijven.
Hof Den Haag is van oordeel dat de bedragen die X ontvangt voor de behandeling van toevoegingszaken in verband met de Wet op de rechtsbijstand belast zijn met omzetbelasting. Het hof stemt in met de beslissing van de rechtbank dat de in geding zijnde ontvangsten voor de omzetbelasting hebben te gelden als de vergoeding voor de toevoegingszaken. De omtrent (de aard van) de ontvangsten voorhanden zijnde gegevens laten volgens het hof geen andere conclusie toe dan dat sprake is van een betaling door een cliënt, zij het feitelijk door de Raad voor de Rechtsbijstand, van ten behoeve van hem of haar in rechtstreeks verband met door X te verlenen of verleende rechtsbijstand vastgestelde bedragen, zodat de ontvangsten de vergoeding vormen voor door X verrichte diensten in de zin van de omzetbelasting. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 8-2