Het HvJ EU oordeelt dat de Britse rechter moet onderzoeken wie een bepaalde dienst verricht. Contractuele bepalingen zijn hierbij niet doorslaggevend, maar vormen wel een in aanmerking te nemen factor.

Paul Newey is werkzaam als kredietbemiddelaar en is gevestigd in Tamworth (VK). Hij handelt onder de handelsnaam Ocean Finance. Voor de kredietbemiddelingsdiensten geldt een btw-vrijstelling. Om potentiële kredietnemers aan te trekken maakt Newey gebruik van reclamediensten die voor hem in het Verenigd Koninkrijk worden verricht. Omdat hij de door de reclamemakers in rekening gebrachte btw niet in aftrek kan brengen, zet Newey een constructie op via Jersey. De Britse fiscus stelt dat voor de toepassing van de btw de reclamediensten aan Newey in het Verenigd Koninkrijk zijn verstrekt en dus daar belastbaar zijn, en dat de kredietbemiddelingsdiensten door Newey in het VK zijn verricht. De Britse rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.

Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat de contractuele bepalingen niet doorslaggevend zijn bij de vaststelling van wie de verrichter en de ontvanger zijn van een "dienst". Het HvJ EU merkt daarbij wel op dat de contractuele bepalingen een in aanmerking te nemen factor vormen. Volgens het HvJ EU kan aan de contractuele bepalingen met name worden voorbijgegaan wanneer blijkt dat zij niet de economische en commerciële realiteit weergeven, maar een zuiver kunstmatige constructie vormen die geen verband houdt met de economische realiteit en alleen bedoeld zijn om een belastingvoordeel te verkrijgen. De Britse rechter moet beoordelen of daar sprake van is.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Derde Kamer), Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 13 september

58

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen