Hof ’s-Hertogenbosch onderschrijft het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de beroepen van X niet-ontvankelijk zijn. X valt onder de massaalbezwaarprocedure inzake box 3 en heeft niet om een individuele uitspraak op bezwaar gevraagd.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur, gezien de box 3-jurisprudentie van de Hoge Raad, het werkelijk rendement van X correct heeft vastgesteld. Er wordt terecht rekening gehouden met het ongerealiseerde rendement met betrekking tot het vakantiehuis.
De Hoge Raad oordeelt dat het werkelijke rendement ook uit ongerealiseerde vermogenswinsten of -verliezen bestaat. X heeft niet heeft bewezen wat in 2018 de waardeontwikkeling van zijn aandelen is geweest.
A-G Koopman is van mening dat herziening van de onderlinge toerekening van de inkomsten uit eigen woning zonder beperkingen mogelijk is zolang de navorderingsaanslag nog niet onherroepelijk is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de box 3-heffing na bezwaar niet te hoog is en dat er geen recht bestaat op rentevergoeding. Wel hebben X en Y recht op een dwangsom en een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn met drie jaar en zes maanden.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur terecht individueel op het bezwaar van X heeft beslist. De bezwaren van X zien weliswaar op dezelfde rechtsvraag als bedoeld in de aanwijzing massaal bezwaar, maar het bezwaar van X is onverschoonbaar te laat ingediend.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de waarde van de woningen berekend aan de hand van de leegwaarderatio minimaal 10% hoger is dan de WEV.
De Hoge Raad oordeelt dat de Herstelwet strijdig is met art. 1 Eerste Protocol in combinatie met art. 14 EVRM. Het door de werkneemster geleden verlies op de certificaten is geen negatief loon.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof er ten onrechte vanuit is gegaan dat ongerealiseerde verliezen niet in aanmerking moeten worden genomen voor de vaststelling van het werkelijke rendement. De Hoge Raad verwijst daarbij naar zijn arrest van 6 juni 2024.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ongerealiseerde waardestijging van de onroerende zaak ook tot het werkelijke rendement behoort.
De Hoge Raad oordeelt dat wel degelijk rekening moet worden gehouden met de waardestijging van de woning van X. Ook niet-gerealiseerde vermogenswinsten zijn van belang voor de vermogensrendementsheffing.
De Hoge Raad oordeelt dat bij de vaststelling van het box 3-inkomen wel degelijk rekening moet worden gehouden met het ongerealiseerde koersverlies van € 250 op aandelen in 2018. De Hoge Raad verwijst daarbij naar zijn arrest van 6 juni 2024.
De Hoge Raad oordeelt dat terecht geen rekening is gehouden met de kosten die X heeft gemaakt in verband met de Franse woning. De Hoge Raad verwijst daarbij naar zijn arrest van 6 juni 2024. Verder is bij de berekening van het werkelijke rendement terecht geen rekening gehouden met het heffingvrij vermogen.
De Hoge Raad oordeelt dat het aan de rechter is en niet aan de wetgever om te voorzien in het rechtstekort dat gepaard gaat met een schending van het EVRM en het EP EVRM als gevolg van het stelsel van heffing in box 3. De Hoge Raad verwijst daarbij naar zijn arrest van 6 juni 2024.
De Hoge Raad oordeelt dat de Wet rechtsherstel box 3 ook in strijd is met het EVRM. De Herstelwet leidt tot een schending van het EVRM wanneer de box 3-heffing hoger is dan het werkelijke rendement. De Hoge Raad geeft vervolgens diverse handvatten voor de lopende procedures.
De Hoge Raad oordeelt dat bij de bepaling van het werkelijke rendement voor de box 3-heffing het nominale rendement als grondslag dient. Daarbij wijst de Hoge Raad er op dat in het stelsel van de Wet IB 2001 niet direct rekening wordt gehouden met de invloed van inflatie.
De Hoge Raad oordeelt dat X geen recht heeft op een rentevergoeding in verband met de in strijd met het EU-recht geheven box 3-heffing. Daarbij overweegt de Hoge Raad dat de wijze waarop het EHRM genoegdoening vaststelt niet maatgevend is voor de verplichting van een verdragsluitende staat om rechtsherstel te bieden bij een schending.
De Hoge Raad oordeelt dat voor de vraag of de box-3 heffing discriminatoir is het rendement van het gehele box-3 vermogen relevant is. X1 komt niet in aanmerking voor verder rechtsherstel dan voortvloeit uit het forfait van de Herstelwet.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de op rechtsherstel gerichte compensatie dient aan te sluiten bij het daadwerkelijke rendement, waaronder in dit geval wordt verstaan de feitelijk genoten rente en dividenden.
Hof Den Haag oordeelt dat compensatie aan X moet worden geboden. Daarbij moet alleen rekening worden gehouden met het werkelijk behaalde rendement. Er wordt geen rekening gehouden met de niet-gerealiseerde waardestijging van de tweede woning.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt onder verwijzing naar het Kerst-arrest (HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963, V-N 2022/2.3) dat X door het forfaitaire stelsel zoals volgt uit de Wet IB 2001 onrechtmatig wordt geconfronteerd met een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat het werkelijke rendement lager is dan het forfaitair berekende rendement.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de forfaitaire berekening van het voordeel uit sparen en beleggen voor de jaren 2019 en 2020 in strijd is met art. 1 EP EVRM en vermindert de aanslagen naar nihil.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat ook na de verlaging op basis van de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds sprake is van een schending van art. 1 EP bij EVRM.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het werkelijk rendement significant lager is dan het forfaitaire rendement, waardoor ook als enige marge in acht zou moeten worden genomen sprake is van een schending.
Hof Den Haag oordeelt dat voor de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen het werkelijke rendement moet worden aangehouden en dat geen sprake is van een individuele en buitensporige last.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat na toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 geen verdere vermindering van de box 3-heffing nodig is, maar kent wel een rentevergoeding toe voor de periode tussen betaling en terugbetaling van de heffing.
Gerechtshof Den Haag oordeelt dat het werkelijke rendement als basis moet dienen voor de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen. Bij de bepaling van dit werkelijk rendement dienen de niet gerealiseerde waardestijgingen van aandelen en obligaties buiten beschouwing te blijven.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de box 3-heffing te hoog is vastgesteld en vermindert deze naar nihil. De inspecteur wordt veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over de onterecht geheven box 3-heffing.
Rechtbank Den Haag stelt vast dat de door de inspecteur gehanteerde berekeningsmethode inderdaad de meest voordelige is voor X en sluit zich daar bij aan. X heeft recht op de door hem gevraagde compensatie van renteschade.
Hof Den Haag oordeelt dat compensatie aan X moet worden geboden. Daarbij moet alleen rekening worden gehouden met het werkelijk behaalde rendement. Er wordt geen rekening gehouden met de (eventuele) waardestijging van de tweede woning.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de box 3-heffing niet te hoog is doordat X verklaart dat zijn werkelijke rendement hoger is dan het forfaitaire rendement op grond van de Wet IB 2001. Er is geen sprake van een situatie zoals bedoeld in het Kerstarrest.
Hof Den Haag oordeelt dat compensatie aan X moet worden geboden. Daarbij wordt alleen rekening gehouden met het werkelijk behaalde rendement. Er wordt geen rekening gehouden met de (eventuele) waardestijging van de woning en een forfaitair bepaald voordeel uit eigen gebruik.
Hof Den Haag oordeelt dat X recht heeft op toekenning van een rentevergoeding op basis van de wettelijke rente omdat box 3-heffing in strijd is met het EVRM.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de erfpachtfinanciering terecht niet aanmerkt als schulden in box 3.
Hof Den Haag oordeelt dat het door de inspecteur vastgestelde box 3-inkomen van X niet te hoog is. Omdat X geen overzicht overlegt van het door de beleggingsclub werkelijk behaalde rendement, is niet duidelijk of het werkelijk behaalde rendement lager is dan het forfaitaire rendement.
Advocaat-generaal Pauwels concludeert dat de uitspraak van het hof in cassatie moet worden getoetst met inachtneming van de Wet rechtsherstel box 3. Alhoewel het oordeel van hof niet in overeenstemming is met de Wet rechtsherstel box 3, is het wel in overeenstemming met het recht.
Advocaat-generaal Pauwels concludeert dat het oordeel van hof niet in overeenstemming is met de Wet rechtsherstel box 3, maar wel in overeenstemming is met het recht. Er is dan ook terecht een op rechtsherstel gerichte compensatie verleend.
Advocaat-generaal Pauwels concludeert dat voor de box 3-heffing ook rekening moet worden gehouden met het ongerealiseerde koersverlies op de aandelen. Voor het werkelijk behaalde rendement geldt dat moet worden uitgegaan van het nominale rendement en niet het reële rendement.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat niet de belastingrechter, maar uitsluitend de civiele rechter, bevoegd is om vast te stellen of sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. X krijgt wel een dwangsom, omdat de inspecteur te laat op haar bezwaar heeft beslist.
Advocaat-generaal Pauwels concludeert dat X in verband met de box 3-teruggaaf recht heeft op een vergoeding van rente. Het is in strijd met art. 13 EVRM dat een vergoeding van schade zonder meer wordt uitgesloten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering van de box 3-heffing terecht afwijst. De aanslag staat definitief vast en de onjuistheid van de aanslag vloeit voort uit jurisprudentie die is gewezen nadat de aanslag onherroepelijk is geworden.
Hof Amsterdam oordeelt dat de box 3-heffing geen individuele en buitensporige last vormt voor X, aangezien met X' algehele financiële situatie rekening moet worden gehouden en X en Y beschikken over een woning met een forse overwaarde. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur een aanslag niet ambtshalve mag verminderen als de onjuistheid voortvloeit uit jurisprudentie die is gewezen nadat de aanslag onherroepelijk is geworden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt, onder verwijzing naar het Kerstarrest (V-N 2022/2.3), dat ook aan X rechtsherstel geboden dient te worden door het alleen in de heffing te betrekken van het werkelijk rendement.
Hof Den Haag oordeelt dat de heffing overeenkomstig de Wet rechtsherstel voor X nog steeds leidt tot buitenproportionele heffing die in strijd is met art. 1 EP in samenhang met art. 14 EVRM. Ongerealiseerde vermogenswinsten, waaronder niet gerealiseerde koerswinsten passen volgens het hof niet binnen de term 'werkelijk behaald rendement'. Het hof vermindert de aanslagen IB/PVV 2017 en 2018.
Hof Den Haag oordeelt dat het forfaitair berekende rendement van de Wet rechtsherstel box 3 hoger is dan het door X werkelijk behaalde rendement. Eventuele niet gerealiseerde valuta- en koersresultaten moeten buiten beschouwing blijven.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de box 3-heffing voor 2013-2016, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2019, in strijd is met art. 1 EP EVRM. Voor rechtsherstel door de rechter is voor deze jaren echter geen plaats. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het binnen de Wet rechtsherstel box 3 geldende forfaitaire stelsel in strijd is met artikel 1 EP bij het EVRM. Het nieuwe stelsel is weliswaar op het onderdeel banktegoeden aangepast, maar voor de categorie overige bezittingen is niets veranderd.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat zowel de Wet rechtsherstel box 3 als compensatie op basis van het werkelijk behaalde rendement niet leidt tot vermindering van de aanslag. De verleende aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is ook niet te laag.
Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank de zaak ten onrechte heeft teruggewezen naar de inspecteur, nu na de publicatie van de collectieve uitspraak op bezwaar niet expliciet is verzocht om een individuele uitspraak op bezwaar. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
A-G Wattel is van mening dat grondrechtelijk alleen van belang is of de Herstelwet X1 en X2 in strijd met het EVRM discriminatoir en/of confiscatoir belast. Een schending van EVRM-rechten kan pas worden aangenomen als het feitelijke nettorendement significant lager is dan het wettelijke op het gehele vermogen.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de IB-aanslagen 2017 voor X en Y worden verminderd. Partijen zijn dit namelijk ter zitting overeengekomen. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen voor X wordt verminderd tot € 17.689 en voor Y tot € 9207.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X wordt geconfronteerd met een heffing die hoger is dan het werkelijk behaalde rendement. Daarom dient een op rechtsherstel gerichte compensatie overeenkomstig het kerstarrest geboden te worden door aan te sluiten bij het werkelijk behaalde rendement.
Hof Arnhem-Leeuwarden volgt het compromis dat X en de inspecteur zijn overeengekomen. Het box 3-inkomen van X wordt vastgesteld op € 15.407.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart de beroepen niet-ontvankelijk omdat X valt onder de massaalbezwaarprocedure inzake box 3 waarop op 19 juli 2019 uitspraak is gedaan.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X op grond van het arrest Darby (EHRM 23 oktober 1990, 17/1989/233, BNB 1995/244) recht heeft op een passende vergoeding voor het verlies dat hij als gevolg van de onverschuldigde betaling van belasting heeft geleden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de Wet rechtsherstel box 3 X voor het jaar 2017 voldoende rechtsherstel biedt. Voor 2018 geldt dat toepassing van de wet onvoldoende rechtsherstel biedt. De rechtbank gaat zelf over tot rechtsherstel door te heffen naar het werkelijk rendement.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 geen soulaas biedt, omdat het voordeel uit sparen en beleggen met toepassing daarvan zou worden vastgesteld op € 16.206, terwijl het voordeel bij de aanslag is vastgesteld op € 15.493.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er weliswaar geen sprake is van het interen op het vermogen, maar voor het jaar 2017 wel rechtsherstel moet worden geboden op grond van het Kerstarrest. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
De Hoge Raad (V-N 2021/29.9) oordeelt, onder verwijzing naar zijn arrest van 2 juli 2021, 20/03092, V-N 2021/29.8, dat het hof niet bevoegd was te oordelen over de stelselvraag. Deze vraag is namelijk aan de orde gesteld in een massaalbezwaarprocedure. X verzoekt om herziening. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de op rechtsherstel gerichte compensatie moet aansluiten bij het werkelijk behaalde rendement.
Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat ongerealiseerde vermogenswinsten niet binnen de term 'werkelijk behaald rendement' passen die de Hoge Raad heeft gebruikt in het kerstarrest en het mei-arrest. X heeft derhalve geen werkelijk rendement genoten.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat het Besluit rechtsherstel box 3 belanghebbende voldoende rechtsherstel biedt nu hij niet aannemelijk maakt dat zijn werkelijk rendement lager ligt dan het bij het besluit in aanmerking genomen rendement.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het werkelijk rendement bij de toepassing van het Besluit rechtsherstel box 3 niet gecorrigeerd wordt voor de inflatie.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het Besluit rechtsherstel box 3 belanghebbende onvoldoende rechtsherstel biedt nu diens werkelijk rendement lager ligt dan het bij het besluit in aanmerking genomen rendement.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de bv op de peildatum nog niet bestond, zodat er dat moment ook nog geen stortingsverplichting was. De rendementsgrondslag wordt op 1 januari 2017 vastgesteld en dit voordeel wordt vervolgens naar tijdsgelang herrekend.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt vast dat het verzoek om ambtshalve herziening van de aanslag IB/PVV 2016 een paar dagen te laat is ontvangen door de Belastingdienst. De 5-jaarstermijn is overschreden en het verzoek is daarom terecht afgewezen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat belanghebbenden recht hebben op een proceskostenvergoeding nadat de inspecteur in beroep alsnog de box 3-heffing heeft verlaagd op grond van het Kerstarrest.
De Hoge Raad oordeelt dat er voor 2017 en 2018 geen sprake is van een individuele en buitensporige last ten aanzien van X. De box 3-heffing blijft dan ook in stand. Voor de jaren 2015 en 2016 verwijst de Hoge Raad naar het arrest van 20 mei 2022, 21/04407.
Hof 's-Hertogenbosch beslist dat het box 3-inkomen van belanghebbende ondanks de uitwerking van het besluit rechtsherstel verlaagd dient te worden tot het werkelijk over zijn vermogen behaalde rendement.
Hof Arnhem-Leeuwarden bepaalt de leegwaarderatio van de verhuurde woningen op basis van de kale huur en komt verder aan de hand van het Besluit rechtsherstel box 3 tot een vermindering van de box 3-heffing.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat uit het Darby-arrest van het EHRM volgt dat X recht heeft op een rentevergoeding in verband met de strijdigheid van de box 3-heffing met het EVRM. Het hof stelt de vergoeding vast op € 1700.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat sprake is van een zuiver interne situatie en niet van een grensoverschrijdende situatie binnen de EU. Het voordeel uit sparen en beleggen kan dus in de heffing worden betrokken.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het volstrekt ongeloofwaardig is dat de gemachtigde het bezwaar tijdig bij zichzelf als medewerker van de Belastingdienst heeft ingediend, ruim zeven maanden thuis heeft laten liggen en vervolgens zes dagen na het Kerstarrest bij de receptie van de Belastingdienst heeft afgegeven. De inspecteur moet binnen vier weken beslissen om het verzoek al dan niet aan te wijzen als ‘massaal bezwaar plus’.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de door X ontvangen overlijdensschadevergoeding tot de rendementsgrondslag van box 3 behoort.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat rechtsherstel moet worden geboden omdat het in aanmerking genomen voordeel uit sparen en beleggen hoger is dan het werkelijk gerealiseerde rendement. Tevens moet de inspecteur dwangsommen betalen in verband met het niet tijdig doen van uitspraak.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat aan X rechtsherstel moet worden geboden omdat het in aanmerking genomen voordeel uit sparen en beleggen hoger is dan het werkelijk gerealiseerde rendement. Ook bestaat recht op een dwangsom en ISV.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat rechtsherstel aan X moet worden geboden omdat het in aanmerking genomen voordeel uit sparen en beleggen hoger is dan het werkelijk gerealiseerde rendement. De rechtbank betrekt vervolgens alleen het werkelijke rendement in de heffing.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat (ongerealiseerde) koersresultaten onderdeel kunnen zijn van de berekening van het werkelijk behaalde rendement volgens het besluit rechtsherstel box 3.
Hof Den Haag oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van zodanige omstandigheden dat sprake is van een buitensporige last. Hierbij moet namelijk niet alleen rekening worden gehouden met de box 3-heffing maar met de gehele financiële situatie. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Advocaat-Generaal Niessen concludeert dat de aan X opgelegde IB-aanslagen niet te hoog zijn en dat rechtsherstel niet nodig is. Het oordeel van het hof is in overeenstemming met de rechtspraak van de Hoge Raad.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de vermogensrendementsheffing voor hem een individuele en buitensporige last vormt.
Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank de zaak ten onrechte heeft teruggewezen naar de inspecteur. X heeft namelijk na de publicatie van de collectieve uitspraak op bezwaar niet expliciet verzocht om een individuele uitspraak op bezwaar.
Hof Amsterdam oordeelt dat de rechter niet hoeft in te grijpen ten aanzien van het geconstateerde rechtstekort. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat het slechts kan ingrijpen indien X in desbetreffende jaren, in strijd met artikel 1 EP, met een individuele en buitensporige last wordt geconfronteerd. X maakt niet aannemelijk dat de box 3-heffing leidt tot het interen op het vermogen.
De Hoge Raad oordeelt dat bij een zaak zoals die van X, die niet als massaal bezwaar is aangewezen, in cassatie alleen het oordeel inzake het individuele bezwaar kan worden onderzocht. Het hof heeft de rechtsvraag terecht niet behandeld.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er weliswaar geen sprake is van het interen op het vermogen, maar dat wel rechtsherstel aan X moet worden geboden voor het jaar 2017 op grond van het Kerst-arrest.
De Hoge Raad oordeelt dat hij in deze cassatieprocedure geen rechtsherstel aan X kan bieden in verband met de box 3-heffing. De Hoge Raad wijst daarbij op de te volgen route in verband met de collectieve uitspraak van de staatssecretaris van 4 februari 2022.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht geen ambtshalve vermindering heeft verleend voor de IB-aanslagen 2017 en 2018. De gestelde onjuistheid van deze aanslagen volgt namelijk uit nieuwe jurisprudentie.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat, gezien het Kerst-arrest, moet worden aangesloten bij het werkelijke rendement voor de box 3-heffing. X kan hierdoor worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er geen sprake is van een buitensporige last. Wel is er, gezien het Kerst-arrest, sprake van een schending van art. 1 EP EVRM. Het hof biedt daarom rechtsherstel en bepaalt het voordeel uit sparen en beleggen op € 646, het werkelijk door X behaalde rendement.
Advocaat-generaal Niessen concludeert dat art. 13 EVRM niet ertoe dwingt om terug te komen op onherroepelijk vaststaande aanslagen waarvoor een verzoek tot ambtshalve vermindering is ingediend na het wijzen van het Kerstarrest.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat de box 3-heffing voor haar een individuele en buitensporige last is.
Hof Arnhem-Leeuwarden stelt onder verwijzing naar het Kerst-arrest van de Hoge Raad vast dat rechtsherstel moet worden geboden aan X. Het hof verleent vervolgens rechtsherstel door uit te gaan van het werkelijk genoten rendement. Er is geen plaats voor het in aanmerking nemen van ongerealiseerd koersverlies.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de box 3-heffing voor de jaren 2013 - 2016 in strijd is met art. 1 EP EVRM. Het hof wijst daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2019. Voor rechtsherstel door de rechter is voor deze jaren echter geen plaats.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ‘fair balance’ tussen de belangen van X en Y en het algemene belang niet is gerespecteerd. Er is sprake van een ‘individual and excessive burden’. De rechtbank biedt rechtsherstel door het werkelijk genoten rendement in de belastingheffing te betrekken.
Advocaat-Generaal Niessen concludeert dat, gezien het Kerst-arrest van de Hoge Raad, het beroep in cassatie voor de jaren 2015 en 2016 ongegrond is en voor de jaren 2017 en 2018 gegrond. De A-G stelt vervolgens een uitwerking van de gevolgen van het Kerst-arrest voor.
De Hoge Raad oordeelt dat de vermogensmix op stelselniveau in strijd is met het recht van eigendom en het gelijkheidsbeginsel. Er is voor het met ingang van 2017 geldende forfaitaire stelsel geen toereikende rechtvaardiging aan te wijzen. De Hoge Raad biedt rechtsherstel door aan te sluiten bij de gerealiseerde rendementen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat het bezwaar van X is gericht tegen de box 3-heffing voor het jaar 2016 en voldoet aan de vereisten voor de aanwijzing als massaal bezwaar. Het bezwaar is ten onrechte niet als zodanig aangewezen.
Advocaat-Generaal Niessen concludeert dat de vermogensmix voor het bepalen van de box-heffing vanaf 2017 op stelselniveau in strijd is met het recht van eigendom en het gelijkheidsbeginsel. De heffing volgt niet uit de grondslag van de belastingwet en heeft een confiscatoir karakter.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de box 3-heffing voor X en Y in de jaren 2015 - 2017 geen individuele en buitensporige last vormt. Zij maken niet aannemelijk dat de last van de box 3-heffing zich in hun geval sterker laat voelen dan in het algemeen.
Hof Den Haag oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat voor X sprake is van zodanige omstandigheden dat sprake is van een buitensporige last. Hierbij moet namelijk niet alleen rekening worden gehouden met de box 3-heffing maar met de gehele financiële situatie van X.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat voor belanghebbende de box 3-heffing geen individuele en buitensporige last is.
Hof Den Haag beslist dat de box 3-heffing in strijd is met het Europese recht. Het hof grijpt niet in omdat de wetgever dat moet doen en X niet geconfronteerd wordt met een individuele en buitensporige last.
Hof Den Haag oordeelt dat er, mede gezien de inkomens- en vermogenspositie van X, geen sprake is van een individuele en buitensporige last. X heeft niet een zodanig laag inkomen dat hij op zijn vermogen moet interen om de box 3-heffing te voldoen.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte niet heeft onderzocht of X door de box 3-heffing inteert op haar vermogen. Dit kan namelijk een aanwijzing zijn voor het feit dat zij door die heffing wordt geconfronteerd met een buitensporige last.
De Hoge Raad antwoordt op de prejudiciële vraag van Hof Arnhem-Leeuwarden dat de belastingrechter bij een massaalbezwaarprocedure in (hoger) beroep oordeelt over de uitspraak, maar niet beslist over de rechtsvraag.
De Hoge Raad is het met het hof eens dat, ondanks de geconstateerde schending van art. 1 EP EVRM op regelniveau bij de vermogensrendementsheffing, voor ingrijpen van de rechter geen plaats is.
De Hoge Raad oordeelt dat voor de jaren 2013 en 2014 op stelselniveau het (nominale) rendement van 4% niet meer haalbaar was voor belastingplichtigen zonder daar (veel) risico voor te hoeven nemen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de box 3-heffing in de jaren 2014 en 2015 niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. De rechtbank verwijst daarbij naar haar uitspraak inzake het jaar 2013.
Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de forfaitaire rendementsheffing van box 3, in het geval van X, niet in strijd is met het Europees eigendomsrecht.